“Hebben jullie nog wat met de kerk?”
Ik ben gevraagd om de rouwdienst van een oude moeder te leiden. We zitten ontspannen om de tafel en de mooie verhalen over moeder komen los. De kinderen vertellen dat ze een gelovige vrouw was.
“En jullie, hebben jullie wat met de kerk?”

“Nee”, hoor ik vaak.
“En God?” probeer ik. Niemand vindt het gek als ik zoiets vraag. Het zou pas raar zijn als een dominee niet over God begon.
“Eigenlijk niet, ik ben maar eerlijk,” hoor ik, “ik geloof niet echt dat er een God is.”

We gaan verder om de dienst voor te bereiden. “Daar ruist langs de wolken”, dat vond ze een mooi lied. “En hoe heette dat andere lied ook weer? O ja. Ik zie een poort wijd open staan.”

“Mooie liederen,” reageer ik, “ze gaan over het leven na dit leven. Waar denken jullie dat jullie moeder nu is?”
“In de hemel natuurlijk”, klinkt in koor.
“Dat denk ik ook”, zeg ik. “Mag ik nog wat vragen?”
“Natuurlijk.”
“Hoe doen jullie dat, niet in God geloven en wel in de hemel?”
“Goeie vraag”, zegt iemand.

Hemelvaartsdag. Jezus gaat naar zijn Vader is de hemel. Waar is de hemel? In de bijbel is het woord hemel nauw verbonden met God. Denk maar aan dat bekende gebed: “Onze Vader die in de hemelen zijt.”
De hemel is daar waar God is. En als we antwoord geven op de vraag waar onze gestorvenen zijn, kunnen we zeggen: ze zijn bij God. En waar God is, is ook de hemel.

“Hoe doen jullie dat, niet in God geloven en wel in de hemel?”
Dat kan dus niet. Het is én-én.

ds. Koos Staat