Tientallen jaren stond je daar, met je machtige bladerkroon.
Je gaf mij schaduw, koelte en onderdak voor vele soorten vogels,
die bij jou konden schuilen, uitrusten, nestelen en zich voeden.
Als dank zongen ze voor jouw en mij het hoogste lied.
In de herfst liet je je bladeren vallen als voedsel voor het bodemleven. Maar tijden veranderen, je mocht er niet meer zijn.
Het zij zo.
In de bloei van je leven werd je afgedankt, je takken werden afgezaagd tot er nog maar een stronk van je over was.
Jij prachtige trotse eik, door de meedogenloze versnipperaar gehaald.
Ik mis je.