Het is jaren terug.
Wij rijden als jong gezin met zijn vijven in onze Opel Kadett door de Oostenrijkse bergen.
Het lampje dat aangeeft dat ik moet tanken flitst aan.
Ik rijd de eerstvolgende benzinepomp voorbij.
Waarom doe je dat? vraagt mijn geliefde. Is dat wel verstandig?
Ik haal het makkelijk tot de volgende, zeg ik. Die pomp is ook goedkoper.
300 meter voor het beoogde tankstation valt de motor stil.
Stap jij maar uit, hoor ik zeggen, ik ga achter het stuur zitten en duw jij ons maar naar de pomp. Dat waren 300 schaamtevolle meters. Die ik had kunnen voorkomen.
Nu iets heel anders.
Wij krijgen straks de mogelijkheid ons te laten vaccineren tegen corona. Stel: ik laat die kans voorbijgaan. En later krijg ik toch corona en mijn levensmotor slaat af, wie zou ik dan iets kunnen verwijten behalve mijzelf?
Gelovige mensen stellen hun vertrouwen op God. Dan is een vaccinatie toch niet nodig?
Dat is een misverstand. Kennen jullie dat verhaal van die drenkeling op zee die God smeekte om redding?
Toen de reddingssloep kwam stuurde de drenkeling die weg. Ik heb gebeden, ik vertrouw op God, zei hij.
Met de helikopter die hem een reddingstouw toewierp deed hij hetzelfde: Ik heb gebeden, God zal me redden.
De man verdronk en verweet God: Waarom hebt U me niet gered?
God zei: Ik stuurde een sloep en een helikopter en een reddingstouw, maar je hebt er niets mee gedaan.
Je moet wel een heel goed verhaal hebben om de middelen die God geeft af te wijzen.
ds. Koos Staat