De zaadfirma waar ik vanaf ongeveer 1970 werkte, bestond omdat men tuinzaad verkocht. Bloemzaden en/of Groentezaden. De kleine of grotere partijen zaad werden over de hele wereld verkocht. Toen wisten we al dat we in principe aan het begin stonden van de voedselketen van de wereld. Tenminste met de groentezaadteelt. En mijn werk was hoofdzakelijk in deze groentezaden. Dus het selecteren, veredelen, produceren, ontvangen, verwerken enzovoort. En uiteindelijk het opslaan van dat zaad totdat het gebruikt werd. De firma verkocht natuurlijk zaad met een zo goed mogelijke kwaliteit en zuiverheid. Om die kwaliteit te waarborgen, was dan vanaf het begin controle nodig in alle stadia van het product. Een hele periode van mijn werkdagen bracht ik door in de zogenaamde zaaizaadkamer, de opslagruimte van al dat basismateriaal.
Heel veel tuinders in het land teelden kleinere of grotere hoeveelheden planten op velden, of in kassen met bloemen of groenten om daar zaad van te oogsten voor de zaadfirma’s.
Vanuit de groentezaad afdeling van de firma waar ik werkte, ging ik tijdens het groei en bloeiseizoen, vaak selecteren bij veel van die telers. Dan beoordeelde ik de planten waarvan zaad geoogst werd voor de firma. Ook was dat soms bij velden met dahlia’s. Meestal waren dat gemengde partijen. In dit geval dus met allerlei kleuren bloemen. Partijen gemengde dahlia’s hebben van nature de eigenschap dat de gele kleur iets te dominant is. Daarom werd dan op het veld door ons een bepaald percentage van de geelbloeiende planten vernietigd. Met als gevolg dat het toekomstige zaad beter voldeed aan de vraag van de klanten. Ofwel het resultaat was dan dat hierdoor de partij meer correct gemengd bloeiend werd.
Mijn vader P. Doef teelde achter huize Honk ook dahlia’s om er zaad van te winnen voor een zaadfirma. Dat was ongeveer in de jaren 1960. Hoogstwaarschijnlijk zijn ook op dit perceel selecteurs aan het werk geweest. Ze inspecteerden dan of de planten goed, gezond en zuiver waren om zaad van te oogsten. JJD